vrijdag 20 september 2019
Huishoudens van gepensioneerden zullen er in 2020 gemiddeld zo’n € 20 per maand op vooruitgaan qua koopkracht, althans als er niet gekort wordt (en ook niet geïndexeerd), en mits de prijsstijging (cpi) beperkt blijft tot 1,5%. Dat blijkt uit een prognose van het Nibud.
Deze stijging is (naast de stijging van de AOW), onder meer het gevolg van diverse fiscale maatregelen en aanpassingen bij de toeslagen. Bijvoorbeeld:
* De overgang naar 2 schijven Inkomstenbelasting wordt versneld ingevoerd, het tarief van de lagere schijf (tot een belastbaar inkomen van €68.507) is een gemiddelde van de oude tarieven, en voor de hogere schijf is het tarief verlaagd. (N.B. Voor AOW-ers lijken er 3 schijven te zijn, omdat geen AOW-premie wordt geheven).
* De maximale zorgtoeslag en de maximale algemene heffingskorting worden verhoogd, en daarna worden ze iets sneller afgebouwd naar nul.
* De huurtoeslag wordt niet meer ineens afgekapt, maar geleidelijk afgebouwd.
* De IAB (Inkomens Afhankelijke Zorg Bijdrage) wordt met 0,25% punt verlaagd.
* De nominale zorgpremie zal stijgen met € 37 per jaar, maar pas medio november zal blijken wat de daadwerkelijke premies zullen worden.
Prognoses van het Nibud.
Het Nibud heeft voor een groot aantal standaardhuishoudens een prognose opgesteld Daaruit valt voor gepensioneerden af te leiden dat een gemiddelde stijging van de koopkracht met zo’n € 20 per maand verwacht wordt.
Opgemerkt moet worden, dat het standaard situaties betreft, en er geen rekening is gehouden met eventuele indexatie of korting op het aanvullend pensioen. Voor woonlasten wordt uitgegaan van huur bij lage- en middeninkomens, en van koopwoning bij hogere inkomens.
Prognoses van het CPB (Centraal Plan Bureau)
Het CPB gaat uit van een gecomprimeerd steekproefbestand van 20.000 huishoudens, waarvan circa 20% AOW-huishoudens zijn (circa 4000 dus). Deze steekproef omvat ongeveer 0,2% van alle huishoudens.
In de CPB-prognose van de koopkracht wordt ook rekening gehouden met eventuele vermogens per huishouden, en huur- resp. koopsituaties. Maar er is geen specifieke informatie inzake korting/indexatie van aanvullende pensioenen (er wordt gewerkt met gemiddelden) , en individuele aspecten zoals gezondheid, huwelijk/scheiding, etc. doen ook niet mee. Bovendien is het nog maar de vraag in hoeverre het CPB rekening heeft kunnen houden met de effecten van een verder dalende dekkingsgraad bij vele pensioenfondsen.
Het CPB stelt een bandbreedte-prognose van de statische koopkrachtontwikkeling 2019-2020 op Klik hier om deze te bekijken. Hieruit blijkt, dat de mediaan van de AOW-huishoudens 1,1% is, d.w.z. dat 50% een hogere stijging van de koopkracht heeft, en 50% een lagere.
De uitersten zijn:
* 5% van de gepensioneerden heeft een koopkrachtstijging van minder dan 0,4%
* 5% van de gepensioneerden heeft een koopkrachtstijging van meer dan 3,6%.
Daarnaast is een grafiek beschikbaar die weergeeft, wat de gemiddelde koopkrachtstijging is in relatie tot het bruto-inkomen. Hierin wordt duidelijk dat de gemiddelde koopkracht (AOW-huishoudens) begint met 2,1% stijging voor de laagste inkomens, daalt naar 0,8% (vanaf € 40.000) en tenslotte weer iets stijgt naar 1,1%. En ook is hier goed te zien dat de gemiddelde koopkrachtstijging voor gepensioneerden duidelijk lager is dan voor werkenden.
In een volgende nieuwsbrief zullen we meer in detail ingaan op de verwachtingen voor 2020 aan de hand van ons eigen koopkrachtmodel.
Er is een nieuwe Themabrief Pensioenen en AOW verschenen. U leest de themabrief via deze link naar de SER website.
Van de commissie Zorg, Welzijn en Wonen ontvingen wij na de bekendmaking van de rijksbegroting op Prinsjesdag een artikel over de ontwikkelingen van de kosten in de zorg, herleid uit de begroting van VWS voor het komend jaar.
Om het stuk een enigszins leesbaar en overzichtelijk te houden hebben we de tekst niet in deze nieuwsbrief gezet maar in een apart document, dat u hier kunt downloaden en desgewenst op uw tablet, laptop of pc kunt bewaren.
Dat blijkt uit een onderzoek in opdracht van KNVG, NVOG, FASv, KBO-PCOB en NOOM.
De eigen bijdrage kan oplopen tot boven de € 1.100 per maand voor mensen met AOW en een aanvullend pensioen van € 600 (per maand).
In opdracht van de vijf organisaties deed Regioplan onderzoek naar de verschillen in de eigen bijdrage die senioren moeten betalen voor zorg vanuit de Wet langdurige zorg (Wlz). Het onderzoek keek naar negen verschillende typen huishoudens van AOW-gerechtigden.
Bedragen lopen op
In de eerste periode met langdurige zorg, vaak in een verpleeghuis, betaal je de zogenaamde ‘lage eigen bijdrage’. In veel gevallen ga je na vier maanden over naar een ‘hoge eigen bijdrage’. Deze hangt af van inkomen en vermogen. De bijdragen lopen echter snel op. Terwijl de lasten lang niet altijd afnemen. En sommige verpleeginstellingen brengen soms extra kosten in rekening voor de was en zelfs voor ommetjes in het park of een stuk fruit. Dit is funest voor de bestedingsruimte van mensen die in die situatie zitten.
Alleenstaande senioren zonder aanvullend pensioen en vermogen betalen een eigen bijdrage van € 730 per maand. Voor alleenstaande senioren met een aanvullend pensioen van € 600 per maand (bruto) zonder vermogen, komt de hoge eigen bijdrage neer op € 1.060 per maand. De hoge eigen bijdrage voor alleenstaande AOW-gerechtigden met een vergelijkbaar pensioen en met een vermogen van € 50.000 of meer bedraagt circa € 1.130 per maand.
Als bij een echtpaar beiden in een zorginstelling verblijven, betalen ze een eigen bijdrage van € 870 per maand, als ze geen aanvullend pensioen hebben, en geen vermogen. Hun resterende bestedingsruimte bedraagt dan circa € 770 per maand.
Bij een aanvullend pensioen van € 600 per maand, wordt de eigen bijdrage € 1.210 (indien geen vermogen), en is de resterende bestedingsruimte circa € 870, dus blijft slechts zo’n € 100 over van het aanvullend pensioen.
Indien in dat geval er wel een eigen vermogen is (van stel € 175.000), dan resteert een bestedingsruimte van € 710 per maand.
Verschil tussen Wmo en Wlz
Het verschil tussen de eigen bijdrage voor de Wlz resp. voor de Wmo (Wet Maatschappelijke Ondersteuning) is wezenlijk. Van € 17,50 per vier weken voor de Wmo naar ruim € 1.000 per maand voor de Wlz. Zelfs de maandelijkse ‘lage eigen bijdrage Wlz’, die senioren in de eerste vier maanden meestal betalen, is minimaal negen keer hoger dan de eigen bijdrage Wmo. Maar een keuze heb je niet. Senioren waarvoor hulp en ondersteuning vanuit de Wmo (verschillend per gemeente) niet toereikend is, zijn aangewezen op de Wlz.
Conclusie
De senioren- en gepensioneerdenorganisaties maken zich zorgen over de hoge eigen bijdrage Wlz.
Er zijn signalen dat mensen zorg mijden, althans vasthouden aan de veel beter betaalbare Wmo-zorg en zo wellicht niet de juiste zorg krijgen. Daarnaast merken zij dat mensen die een beroep moeten doen op de Wlz naast de emotionele en fysieke belasting ook nog worden geconfronteerd met een grote financiële belasting. Dat betreft zowel alleenstaanden die naar een instelling verhuizen, als mensen die Wlz-zorg thuis ontvangen, en paren waarvan één van de twee naar een zorginstelling is verhuisd.
Daarom de vraag aan het kabinet om maatregelen ter demping van de forse kosten die senioren moeten maken als ze aangewezen zijn op langdurige zorg!
Bron: Rapport Regioplan d.d. 10 september 2019. Dit rapport kunt u hier downloaden.
Age Platform Europe, de organisatie die de belangen van ouderen op Europees niveau behartigt, heeft de september editie van de maandelijkse nieuwsbrief uitgebracht. De (Engelstalige) nieuwsbrief kunt u hier lezen.
De Juiste Zorg op de Juiste Plek vanuit de gedachte dat de patiënt centraal moet staan. Daarbij speelt ook het inzetten van de specialist ouderengeneeskunde een rol.
Wat is en wat doet een specialist ouderengeneeskunde?
Een specialist ouderengeneeskunde (SO) behandelt en begeleidt kwetsbare ouderen met complexe chronische aandoeningen. Vaak is er sprake van verschillende aandoeningen tegelijk die lastig te behandelen zijn. Hij /zij kijkt daarbij niet alleen naar het ziektebeeld, maar ook naar de gevolgen voor het dagelijkse leven van de patient en zijn omgeving.
Je treft een SO bijvoorbeeld aan in een verpleeghuis, een revalidatiecentrum en in een hospice. Relatief nieuw is dat de SO ook wordt ingezet voor patiënten die thuis wonen.
Waarom wordt de specialist ouderengeneeskunde ook ingezet voor kwetsbare ouderen die thuis wonen?
Uitgangspunt is dat wij zo lang mogelijk op een verantwoorde manier thuis blijven wonen. Ook als de gezondheidssituatie minder wordt. De juiste verzorging thuis is daarbij een voorwaarde.
De huisarts speelt in de zogenoemde eerstelijnsgezondheidszorg een belangrijke rol en is ons eerste aanspreekpunt. Bij complexe zorgvragen of in crisissituaties verwijst de huisarts ons door naar een specialist.
De specialist ouderengeneeskunde is ook zo’n specialist. De SO is beter dan de huisarts in staat om de afweging te maken in hoeverre het verantwoord is dat de kwetsbare oudere thuis kan blijven wonen, welke zorg daarvoor nodig is of dat het toch beter / noodzakelijk is om de stap naar het verpleeghuis te zetten. De SO heeft daarbij de regie en vervult die rol in samenspraak met de huisarts.
Hoe zit het met de bekostiging?
Belangrijk is dat de specialist ouderengeneeskunde alleen kan worden ingezet met een verwijzing van de huisarts.
Op dit moment (2019) hoef je voor de SO niets te betalen, ook geen eigen risico van de Basisverzekering. Er is voor 2019 een tijdelijke subsidieregeling waaruit de SO inzet wordt betaald.
De bedoeling is dat in 2020 de specialist ouderengeneeskunde vergoed wordt door de zorgverzekering. Op Prinsjesdag zal duidelijk worden of dat inderdaad zo is en of de inzet van de SO onder het eigen risico valt. Omdat er sprake is van een verwijzing door de huisarts naar een specialist, zou dat best weleens het geval kunnen zijn. Op 17 september 2019 weten wij het.
Woensdag 2 oktober
De Spil Zweeloo
Aanvang 19.30 uur
Hoe ervaren import “Drenten” Drenthe en met een knipoog en een dosis humor brengt het duo
2 VOUDT het inburgeringsproces.
zie foto voor meer
Opening seizoen De Senioor 2019-2020
Woensdag morgen 4 september zijn we, als opening van het nieuwe seizoen, naar de pottenbakkerij en prachtige beeldentuin bij HarWi (Harm en Willem Stavast) geweest. Een aantal is met de fiets gegaan en we hebben gebruik gemaakt van het Ellertsveld busje.
Het is een geslaagd dagdeel geweest en de 32 aanwezige leden hebben genoten van de tuinen en de uitleg van Trijnie
klik voor meer foto’s op lees verder
In onze Nieuwsbrief 35 van 2 augustus 2019 hebben wij u geïnformeerd over de brandbrief, die wij hebben gezonden aan de directie van het Centraal Bureau Rijvaardigheid. Deze brief, ondertekend door de voorzitters van NVOG en KNVG, ging over de nog steeds veel te lange periode die het CBR nodig heeft om te komen tot de afgifte van een verklaring van goedkeuring voor verlenging van het Rijbewijs. Wij vroegen in de brief ook waarom een besluit over het verlengen van de duur van het huidige rijbewijs met één jaar 4 maanden moest duren en vroegen ook om een verklaring van de dictie die wij konden doorsturen naar onze leden.
Wij ontvingen van het CBR een reactie. Wij citeren uit de brief:
“ Op 3 juli heeft de minister de kamer geïnformeerd over haar bevindingen in het onderzoek naar administratieve verlenging voor de 75+ doelgroep. Hiervoor is een aanpassing van het Reglement Rijbewijzen (AMvB) en een codering in het Rijbewijsregister nodig. De brief van de minister is te vinden op onze website en de website van de rijksoverheid. Hier staat onder andere in: Er wordt naar gestreefd om de AMvB zo snel mogelijk in te voeren. Dit is mede afhankelijk van instemming door uw Kamer en de adviestermijn van de Raad van State. De benodigde systeemaanpassing door RDW en CBR vraagt circa vier tot zes maanden. Het streven is zowel de AMvB als de uitvoering per 1 december 2019 in werking te laten treden. lk streef er naar het ontwerpbesluit in de eerste helft september 2019 bij Tweede en Eerste Kamer voor te hangen. Wij verwijzen ook naar de website www.rijksoverheid.nl waar recentelijk een update is geplaatst over de voorgenomen maatregel.”
Schieten wij met deze uitleg iets op? Eigenlijk niet. De problemen blijven bestaan en worden door de vaak chaotische werkwijze binnen het CBR alleen maar erger. Helaas zien wij geen mogelijkheden meer om als belangenbehartiger zaken te versnellen. Wij moeten afwachten of men zich aan 1 december kan houden.
Een publicatie van de Rijksoverheid met informatie waar men naar verwees kunt u hier downloaden.
In onze nieuwsbrief 28 informeerden wij u over in het gebruik nemen van de eerste geldmaat in Winkelcentrum Overhees in Soest.
Er zijn nu ook twee instructie-video’s
De filmpjes kunnen door lid-organisaties aan hun leden worden doorgegeven, bij voorbeeld door ze op de website van de vereniging te plaatsen of de video’s met een link bij een nieuwsbrief in te sluiten. Ook kunnen ze worden gebruikt tijdens informatie-bijeenkomsten.
Zowel voor voorzieningen vanuit de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (die bedoeld zijn voor langer thuis wonen en verstrekt worden door de gemeente) als voor voorzieningen vanuit de Wet Langdurige Zorg (bv. verpleging in een verpleeghuis of verpleging thuis) die wordt geleverd door het regionale zorgkantoor als wel voor zorg door de wijkverpleging ( die wordt gefinancierd door de zorgverzekeraar) is het mogelijk de zorg in natura te krijgen (dus betaald en geregeld door de verstrekker) of in de vorm van een Persoons Gebonden Budget.
Zelf zorg inkopen geeft een stuk keuzevrijheid maar vraagt wel enige kennis en kunde van de budgethouder. Aan veel gevallen van zgn. PGB-fraude bleek misbruik van kwetsbare cliënten ten grondslag te liggen, veelal geregeld door “frauduleuze bureaus“. De cliënten waren formeel toch zelf verantwoordelijk en zaten dan met de gebakken peren. Soms ging het om duizenden euro’s aan onrechtmatige of niet geleverde zorg die dan moest worden terugbetaald door de PGB-houder.
De overheid wil hieraan paal en perk stellen. In het kader van PGB-vaardigheid moeten voortaan verstrekkers van een PGB aan de PGB-houder van de tevoren duidelijkheid geven over wat er bij een PGB komt kijken. Deze zijn uitgebracht in een handleiding van 10 punten die is ontwikkeld door het ministerie van VWS in samenwerking met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Zorgverzekeraars Nederland en Per Saldo, de belangenorganisatie voor PGB-houders. In de handleiding ligt de nadruk op de verplichtingen en verantwoordelijkheden van het PGB-houderschap en welke vaardigheden daarvoor minimaal nodig zijn. Zo moet de adspirant-pgb-houder inzicht hebben in de eigen zorgvraag en dit ook kunnen verwoorden. De aanvrager moet in staat zijn om een “overzichtelijke” pgb- administratie bij te houden en hierover te communiceren met alle betrokken partijen (de zorgverlener, en de Sociale Verzekeringsbank die het budget verzorgd).
Het instrument van de 10 punten is volgens de overheid niet bedoeld om een aanvraag af te kunnen wijzen maar om te voorkomen dat voor de budgethouder moeilijkheden kunnen ontstaan. De keuze om wel of niet voor een PGB te gaan blijft aan de zorgvrager zelf.
Maar de tien punten van de handleiding lezen niet bepaald als een aanmoediging om een PGB aan te vragen. De 10 punten kunt u hier lezen.